|
|
In deze nieuwsbrief geeft het team infectieziekten een korte terugblik op de diverse aangiften van infectieziekten in Groningen in 2017. De berichten in de pers rond de verheffing van infecties met meningokok W worden beschreven evenals de genomen maatregelen. We besteden aandacht aan de adviezen van de Gezondheidsraad betreffende de maternale kinkhoestvaccinatie, de kinkhoestvaccinatie voor werknemers en de pneumokokkenvaccinatie voor ouderen. Het beleid rond rubella, erythema infectiosum in de zwangerschap wordt toegelicht en veranderingen in het vaccinatieschema voor mensen die mogelijk zijn blootgesteld aan rabiës, worden beschreven. Tot slot worden de stand van zaken rond het AMR netwerk besproken en, weliswaar geen infectieziekte maar wel van belang, de vrouwenbesnijdenis in Nederland.
De onlne versies van de nieuwsbrieven zijn te vinden op: https://ggd.groningen.nl/voor-professionals/nieuwsbrieven-voor-artsen/
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Korte terugblik op 2017 |
|
|
|
In 2017 zijn 367 cases van meldingsplichtige infectieziekten bij de GGD Groningen aangegeven. Dit is beduidend minder dan de 512 meldingen in 2016. Er is geen duidelijke verklaring voor de afname.
Twee in Nederland zeldzame infectieziekten, hepatitis A en listeriose lieten juist een verheffing zien in 2017. Het gaat om respectievelijk hepatitis A en listeriose. De verheffing van hepatitis A is mede te verklaren door de internationale toename van deze zeer besmettelijke ziekte onder mannen die seks hebben met mannen (MSM). Een bijkomend probleem was de gelimiteerde beschikbaarheid van het hepatitis A vaccin.
Er zijn in Groningen 9 patiënten met listeriose gemeld, waarvan er 5 ziek waren in het derde kwartaal van 2017. Een gemeenschappelijke bron werd niet gevonden. De verheffing van listeriose paste in de landelijke verheffing van deze ziekte.
Bijzondere meldingen in 2017 waren een reiziger vanuit Suriname met gele koorts en vijf Groningers zijn in 2017 positief getest op het Zika virus, allemaal na een reis naar de Cariben.
Een aantal andere bekende infectieziekten hadden een incidentie overeenkomend met die in de afgelopen jaren; 57 x (acuut en chronisch) hepatitis B, 33 x (chronisch) hepatitis c, 14 x legionella, 3x leptospirose en 9 x meningokokken.
In 2017 zijn er 96 uitbraken van infectieziekten binnen instellingen gemeld aan de GGD. In de eerste helft van het jaar betrof dit met name uitbraken van gastro-enteritis in zorginstellingen en de tweede helft vooral huidaandoeningen binnen kindercentra.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Meningokokkenvaccinaties 14 jarigen |
|
|
|
Recent zijn in de media berichten verschenen over de toename van het aantal meningokokkeninfecties en de vaccinatie daartegen. Landelijk zien we sinds 2015 een toename van het aantal meningokokken type W-infecties (de laatste maanden ca 13 per maand in Nederland).

De Gezondheidsraad heeft eerder al besloten dat vanaf mei 2018 ook antigenen van type W in het meningokokkenvaccin van het RVP (MenACWY-vaccin) worden opgenomen; baby’s (14 maanden) krijgen daarom vanaf mei het MenACWY-vaccin in plaats van het MenC-vaccin. Tevens is vanwege de landelijke verheffing besloten om kinderen van 14 jaar ook een vaccinatie aan te bieden via het RVP. Dit om verdere toename van het aantal gevallen te voorkomen. Bij de GGD leidt dit tot vragen bij ouders, mogelijk dat u hier als huisarts ook mee te maken krijgt.
Voor verdere informatie over dit beleid verwijzen we u naar de website van het RIVM of kunt u contact opnemen met de GGD (050-3674991). Veelgestelde vragen over dit onderwerp kunt u ook vinden op de website van de GGD
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Kinkhoest |
|
|
|
Alertheid bij zuigelingen
Als er in gezinnen met niet of onvoldoende gevaccineerde zuigelingen kinkhoest voorkomt vragen we u alert te zijn. Deze zuigelingen vormen de groep waarin ernstige, ook dodelijke, complicaties voorkomen. Binnen het gezin kan profylactische behandeling van het hele gezin of vervroegd vaccineren van de zuigeling aangewezen zijn (zie NHG-standaard en LCI richtlijn). U kunt voor overleg contact opnemen met de afdeling Algemene Infectieziektebestrijding.
Maternale kinkhoestvaccinatie Vaccinatie tijdens de zwangerschap is een veilige en effectieve manier om kinkhoest bij zuigelingen te voorkomen. De beste periode om een zwangere vrouw te vaccineren is tussen de 28 en 32 weken zwangerschap. Vaccinatie is mogelijk tot 38 weken. De minister van VWS beslist op korte termijn hoe vaccinatie van zwangeren uitgevoerd zal worden. Tot dan kunnen zwangeren zich voor eigen kosten laten vaccineren via huisarts en GGD. Alle verloskundigen en consultatiebureaus hebben hier informatie en een poster over ontvangen.
 Kinkhoestvaccinatie bij werknemers
De Gezondheidsraad adviseert kinkhoestvaccinatie voor werknemers die op het werk in direct contact komen met kinderen tot een half jaar oud. Dit is niet nodig voor de eigen bescherming maar ter bescherming van de niet (volledig) gevaccineerde zuigelingen. Het is aan de werkgever om in overleg met zijn werknemers te bepalen of zij overgaan tot het aanbieden van kinkhoestvaccinatie. Het advies van de Gezondheidsraad is bedoeld om de werkgevers te helpen bij de afweging. Werkgevers kunnen deze kinkhoestvaccinatie indien gewenst door de GGD laten uitvoeren.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Gezondheidsraad: bied ouderen een pleumokokken vaccinatie aan |
|
|
|
De Gezondheidsraad adviseert ouderen vanaf 60 jaar vaccinatie aan te bieden tegen pneumokken. Hoewel lang niet alle pneumokokkeninfecties daarmee uitgebannen wordt, kan een aanzienlijk aantal ziekenhuisopnames en sterfgevallen worden voorkomen. Jaarlijks worden 2.600 - 5.600 ouderen in het ziekenhuis opgenomen met een pneumokokkenpneumonie veroorzaakt en ongeveer 1.800 met een andere invasieve pneumokokkenziekte. Van hen overlijdt gemiddeld 15%.
De gezondheidsraad adviseert ouderen vanaf 60 jaar iedere vijf jaar te vaccineren tot op 75-jarige leeftijd. Het vaccin (PPV23) beschermt tegen 23 typen van de bacterie en voorkomt 37% van de gevallen van invasieve pneumokokkenziekte en 7,5% van de longontstekingen veroorzaakt door deze in het vaccin aanwezige 23 typen. De kosten van de interventie zijn laag, de risico’s heel gering en de bijwerkingen mild en kortdurend.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Rabiës vaccinatie |
|
|
|

Vanwege een landelijk tekort aan rabiës-vaccin, adviseert het Landelijk Centrum Reizigersadvisering (LCR) om het pre-expositie vaccineren van reizigers tegen rabiës tijdelijk op te schorten. Mensen die bijvoorbeeld vanwege hun beroep een groot risico lopen op expositie aan het rabiësvirus, worden nog wel gevaccineerd. De nog beschikbare vaccins worden verder gereserveerd voor gebruik als post-expositie profylaxe (dat wil zeggen, na een incident met mogelijke blootstelling aan het rabiësvirus). De GGD verzoekt huisartsen om contact met de afdeling Infectieziektebestrijding (050-3674040) op te nemen over de indicatiestelling voor post-expositie profylaxe. De verwachting is dat de fabrikant medio augustus weer vaccin op voorraad heeft.
Bij mensen bij wie reeds een pre-expositie vaccinatieserie is gestart, wordt deze afgemaakt volgens de nieuwe LCR richtlijn (in navolging van de Wereldgezondheidsorganisatie, WHO). Het pre-expositie vaccinatieschema bestaat vanaf nu uit 2 in plaats van 3 vaccinaties (op dag 0 en 7).
Het beleid voor mensen die een pre-expositie vaccinatie serie hebben gehad en vervolgens mogelijk blootgesteld zijn aan rabiës, is ongewijzigd. Zij krijgen
2 post-expositievaccinaties (zonder MARIG).
De Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (LCI) adviseert daarnaast om per direct ook de herziene richtlijn van de WHO te volgen over het vaccinatieschema ná mogelijke blootstelling aan rabiës. Tot nu toe kregen blootgestelden die niet eerder vaccinaties tegen rabiës hadden gehad, een serie van 5 vaccinaties (en soms menselijke anti-rabiës immunoglobulines, MARIG). Dit wordt nu teruggebracht naar 4 vaccinaties: op dag 0, 3, 7 en tussen dag 14 en 28. De wijziging geldt alleen voor mensen zonder afweerstoornis.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Antimicrobiële resistentie (AMR) |
|
|
|
Casuïstiek
Jonge vrouw wordt op spoedopvang behandeld voor abces aan been. Uit de pus wordt MRSA gekweekt. Chirurg verwijst daarop door naar dermatoloog. Dermatoloog behandelt niet, geeft aan zich niet MRSA bezig te houden en dat de huisarts dit op moet pakken. Twee weken later neemt patiënt zelf contact op de huisarts. Later heeft de GGD contact met huisarts en patiënt in het kader van een onderzoek. Patiënt is onzeker, huisarts geeft aan weinig ervaring met BRMO te hebben en behoefte te hebben aan laagdrempelig contact met GGD en arts-microbioloog. De huisarts wil graag, na andere informatie, in de praktijk meer aandacht aan BRMO gaan geven en krijgt schriftelijke informatie toegestuurd.
Zorgnetwerk rond AMR
In de vorige nieuwsbrief schreven wij over het regionale zorgnetwerk AMR Noord-Nederland. We beschreven het belang van regionale samenwerking om de antibiotica-prescriptie verder te rationaliseren en daarmee te verminderen. Het zorgnetwerk heeft stappen gezet in de prioritering van maatregelen om dit te bereiken en zal nu aan de uitvoering daarvan gaan werken. Het Noord-Nederlands zorgnetwerk heeft onlangs de tweede nieuwsbrief uitgebracht.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Erythemateuze aandoeningen op scholen en kindercentra |
|
|
|
Meldingen vanuit kinderdagverblijven en scholen over het voorkomen van vijfde ziekte en soms zelfs rubella blijven aan de orde van de dag. Deze situaties creëren veel onrust terwijl de diagnose vaak onjuist is of niet bevestigd. Rubella komt in Nederland maar heel sporadisch voor vanwege de herd-immunity als gevolg van de hoge vaccinatiegraad. Erythema infectiosum komt regelmatig voor maar de diagnose is vaak onjuist. Uit onderzoek blijkt dat de klinische diagnose van de diverse ‘vlekjesziekten’ in meer dan 50% van de gevallen fout is. Vijfde ziekte kan tot grote onrust leiden vanwege het risico voor de foetus terwijl de handelingsadviezen beperkt zijn. De ziekte is al besmettelijk in de week voorafgaand aan de symptomen. Ongeveer de helft van de zwangeren heeft beschermende antistoffen. De andere helft is weliswaar vatbaar, maar de besmettelijkheid is relatief beperkt en de kans op complicaties in de zwangerschap relatief klein. Maatregelen (een werkverbod) worden enkel geadviseerd bij een bewezen geval van erythema infectiosum op een crèche of school voor zwangere leidsters. Zwangere moeders mogen hun kind gewoon halen en brengen. Voor een werkverbod, enkel te geven door de ARBO-arts, is laboratoriumbevestiging van de parvovirus-infectie noodzakelijk.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Serologisch onderzoek bij zwangeren |
|
|
|
Steeds vaker wordt de afdeling infectieziektebestrijding geconsulteerd oor kinderdagverblijven of burgers naar aanleiding van serologisch onderzoek van zwangeren op rubella, parvovirus of cytomegalievirus. Bij negatieve serologie wordt dan soms het advies gegeven niet te werken met kinderen. Serologisch onderzoek op deze aandoeningen is niet zinvol, omdat de aandoening in Nederland niet voorkomt (rubella) en omdat ook na een succesvolle vaccinatie een positieve antistoftiter afwezig kan zijn en omdat het kennen van de serologische status ongerustheid bevordert en aanleiding kan zijn tot onnodige maatregelen (rubella, parvovirus en CMV). Parvovirus infecties komen frequent voor, vaak subklinisch en zijn al besmettelijk in de weken voor de symptomen. Het is dus vaak niet mogelijk om contact te vermijden. Indien erythema infectiosum in een kinderdagverblijf is vastgesteld is het de taak van de ARBO-arts om onderzoek te doen naar de serostatus van zwangere medewerksters en het beleid met betrekking tot de werksituatie vast te stellen. De huisarts kan een seronegatieve zwangere naar de vrouwenarts verwijzen voor echoscopische vervolging van de zwangerschap en eventuele wisseltransfusie bij de beperkte kans op foetale hydrops. CMV is ubiquitair met symptoomloze uitscheiders kan niet voorkomen worden. Goede hygiëne is hier de enig mogelijke preventie.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Vrouwelijke genitale verminking (VGV) |
|
|
|
In Nederland wonen ongeveer 72.000 vrouwen uit landen waar VGV veel voorkomt. Van dit aantal wordt gedacht dat minimaal 39% besneden is. VGV vindt meestal plaats in de leeftijd van 4 tot 12 jaar. Hoewel strafbaar, ondergaan volgens schattingen in Nederland jaarlijks 50 dochters van migranten een besnijdenis.
Vrouwen praten niet graag over VGV. VGV kan lichamelijke, psychische, sociale en seksuele problemen veroorzaken. Vaak weten vrouwen niet dat hun klachten te maken kunnen hebben met de besnijdenis. Huisartsen kunnen een rol spelen door actief naar VGV te vragen aan ouders en vrouwen uit VGV risicolanden.
Komt u signalen tegen van een dreigende VGV of wilt u een casus voorleggen, een vrouw aanmelden voor hulpverlening of meer informatie? Het expertise-centrum bij Sense Noord is telefonisch bereikbaar onder nr. 0900-7367366.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bereikbaarheid Algemene Infectieziektebestrijding (AIZB) GGD Groningen
24 uur per dag, 7 dagen per week, dus ook op zon- en feestdagen, is er een arts IZB bereikbaar voor vragen, meldingen of intercollegiaal overleg. Tijdens kantooruren kunt u via het algemeen nummer van de GGD (050) 367 40 00 altijd vragen naar de dienstdoende arts of verpleegkundige algemene IZB. Buiten kantooruren kunt u via de Meldkamer Noord-Nederland (MKNN) 088 023 06 17 de dienstdoend arts infectieziekten van de GGD Groningen laten oproepen.
Afdeling AIZB: Afiena Benthem, sociaal verpleegkundige; Bert Wolters, arts M&G/IZB/tuberculose; Greet Nieland, deskundige infectiepreventie; Irene Goverse, arts M&G/IZB; Jakob Keizer, arts M&G/IZB; Jan van der Have, arts M&G/IZB; Janet van der Laan, sociaal verpleegkundige; Jolien Groeneveld, sociaal verpleegkundige; Jossy van de Boogaart, arts IZB; Laura de Koning, sociaal verpleegkundige; Machiel Vonk, arts M&G/IZB; Nellie Hagedoorn, sociaal verpleegkundige; Tamara Korte, sociaal verpleegkundige Publieke Gezondheid Asielzoekers; Wim Niessen, arts M&G/IZB.
De Nieuwsbrief Infectieziekten is een 3-4 keer per jaar verschijnend informatiebulletin van de afdeling Algemene Infectieziektebestrijding (AIZB) van de GGD Groningen en wordt toegezonden aan huisartsen, verpleeghuisartsen, hygiënisten, infectiologen, medisch microbiologen en andere belangstellenden – relaties van de GGD in de provincie Groningen.
Reacties zijn welkom en kunt u sturen naar aizb@ggd.groningen.nl of GGD Groningen, PB 584, 9700 AN Groningen, telefoon (050) 367 40 40. Website GGD Groningen: http://ggd.groningen.nl
|
|
|
|
|
|
|